Mee Op Missie met Ted Braam: "Voor ik het wist, lag ik in de bosjes dekking te zoeken"
Ted is marinier in hart en nieren: onlangs vierde hij zijn 40-jarig lustrum bij het Korps. Ted is onder meer uitgezonden geweest naar naar Irak, Cambodja, Afghanistan, Bosnië, Eritrea en Ethiopië. Met name de uitzending in Cambodja in 1993 staat hem nog helder voor de geest.
“Tijdens de kennismakingspatrouille van een sector die we over zouden nemen van een bataljon uit Bangladesh ging het mis. We waren met zijn tienen, verdeeld over twee Landrovers en daar tussenin een truck met brandstof. Die zouden we onderweg afleveren bij een post aan de Thaise grens. Ik was groepscommandant en medic tijdens die patrouille. Met mijn chauffeur reed ik voorop. We waren net een brug over toen ik een enorme dreun hoorde. Omdat het zeil bijna van onze Landrover vloog, dacht ik dat de truck achter ons iets geraakt had.” De schutter was in een mijnenveld gelanceerd.
“Ik heb mijn verbandtas gegrepen en ben naar achteren gerend. In eerste instantie zag ik helemaal niemand. Achter de truck was een enorm gat in de weg geslagen. Het derde voertuig bleek getroffen. Het had een complete salto in de lucht gemaakt en was op de zijkant terecht gekomen in de tegenovergestelde rijrichting. Als eerste zag ik de chauffeur uit het voertuig kruipen, helemaal zwart en aan zijn oren voelend vanwege de klap. In mijn ooghoek zag ik Henri lopen in het zijterrein, met zijn buddy over zijn schouder. Die stond bij de ontploffing achter het wapen en was dertig meter verderop terecht gekomen, in wat achteraf een mijnenveld bleek te zijn. Dat kun je verwachten in het meest zwaarbemijnde land ter wereld, maar op zo’n moment is je eerste reactie je buddy in veiligheid brengen. Dat heeft Henri gedaan.”
“Ik probeerde bij het voertuig radioverbinding te maken. Om het incident te melden en door te geven dat we dringend assistentie nodig hadden omdat er gewonden waren. Dat had wat voeten in aarde, want we zaten in een verbindingsdip. Uiteindelijk heeft onze commandopost op basis van een half doorgekomen bericht een helikopter met arts aan boord op omgekeerde patrouilleroute gestuurd om ons te zoeken. Daardoor ging heel wat tijd verloren en waren we de eerste twee uur op elkaar aangewezen.”
We hebben de gewonden naast elkaar op de weg gelegd, de truck ernaast gezet en vanaf daar een zeil gespannen om ze uit de zon te houden. We hebben wonden verbonden en morfine toegediend. Daarna was het wachten. Rodney was er het slechtst aan toe. Hij had een klaplong en breuken in zijn onderbenen, rug en gezicht. Cohen had ook meerdere breuken op zijn onderbenen. Hem was ik het langste kwijt, omdat hij van het talud was gerold. Vanaf daar was hij eerst zijn rugzak gaan zoeken, omdat hij even een fotootje wilde nemen. Je kunt het je haast niet voorstellen, maar dat is wat adrenaline met je kan doen.”
“Toen we ‘s avonds eindelijk het kamp bereikten, was het eerste waar we om vroegen sigaretten. Van de stress hadden we onze hele voorraad erdoorheen gejaagd. De dag leek als een droom voorbijgegaan. We moesten elkaar echt aanvullen om een beeld te krijgen van wat er nou eigenlijk gebeurd was. We mochten vanwege de aanslag naar huis bellen, een luxe in die tijd. Mijn vrouw zei: ‘Gelukkig gaan jullie binnenkort naar een andere sector.’ Ik heb maar niet verteld dat het juist in dat nieuwe gebied gebeurd was. In die tijd vertelde ik thuis sowieso niet veel over wat we deden en de risico’s die we liepen. Ik wilde ze niet onnodig ongerust maken. Jaren later raakte mijn wederhelft op een bruiloft in gesprek met collega over de uitzending in Cambodja. Hij werd daar heel emotioneel van. Toen kreeg ik wel wat vragen voor mijn kiezen.”
“Bij terugkomst in Nederland heb ik nog een tijdje last gehad van de intensiteit en scherpte waarmee je op uitzending leeft. Ik stond bijvoorbeeld bij school op mijn dochter te wachten, toen er een rotje werd afgestoken. Voor ik het wist lag ik in de bosjes dekking te zoeken. Omdat ik gewend was op mijnen te letten, reed ik in het begin ook in Nederland met een grote boog om dingen heen, zoals een plastic zak op de weg. Dat is natuurlijk raar, maar het ebde gelukkig vanzelf weg.”
“Destijds was de overgang van uitzending naar thuiskomst nogal abrupt. Van nazorg was niet echt sprake. Dat is tegenwoordig wel gelukkig anders: zowel tijdens als na de missie is er nu goede begeleiding. We sluiten de missie bewust af met reflectie en zorg. De eerste keer vonden we dat totale onzin. De afsluiting was in België. ‘Bijna thuis’ dachten we, ‘rijd maar gewoon door’. Maar met een biertje en een barbecue voor jezelf de deur dicht kunnen gooien en kameraden onder veilige omstandigheden nog even spreken, is toch waardevol gebleken.”
“Emotioneel word ik eigenlijk nooit als ik praat over of terugdenk aan wat er is gebeurd. Ik ben een nuchter mens, net als mijn moeder. Misschien kan ik er ook wel goed mee omgaan, doordat ik nog in dienst ben en met collega’s kan praten. Ik voel me nog geen veteraan, maar ik vind het goed dat de erkenning er is. Ik kan me voorstellen dat je er behoefte aan krijgt, wanneer je de dienst verlaat. Niet per se voor de erkenning, maar vooral voor het behoud van kameraadschap. Dat staat hoog in het vaandel bij militairen en veteranen.
Ik zie dat bijvoorbeeld ook bij mijn zoon Oscar Braam, die bij de landmacht zit en is uitgezonden geweest naar Mali, Afghanistan en Irak. Tussen hem en zijn collega’s zag ik de afgelopen jaren een band ontstaan die ik zelf ook ken. Je zoekt elkaar altijd weer op, op social media, op veteranendag en reünies. Kracht, verbondenheid en toewijding zijn niet voor niets te kernwaarden van het korps.”