verhalen

Stefan vertelt: ‘Ik kon niet meer, het ging van kwaad tot erger’

Een missie kan soms zo ingrijpend zijn, dat die je jarenlang achtervolgt. Zo ook bij Stefan Sens (41). Hij kampt met een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en daardoor ging hij door hele diepe dalen. Al ziet zijn leven er nu beter uit, dankzij hulphond Wim en vriendin Dianne.

Dit is zijn verhaal. Lees ook deel 2 en deel 3.

‘Het militaire leven paste altijd goed bij mij. De discipline en structuur. De can do mentaliteit, altijd hands on, je werk afmaken en natuurlijk de kameraadschap. Het leek veel op het gestructureerde leven uit mijn jeugd. Doordat mijn ouders al vroeg scheidden kwam ik in een internaat terecht. Ook daar was het structuur, regelmaat en discipline dat de klok sloeg.

Ik voelde mij dus wel bij de Landmacht thuis. Als chauffeur draaide ik twee officiële missies (IFOR & KFOR) en ik ben meerdere keren op korte uitzending geweest van een paar weken. Die waren, achteraf bezien, het meest slopend en ontwrichtend. Je ging dan ‘even’ naar een oorlogsgebied, zag soms de meest verschrikkelijke dingen en ineens was je weer terug in Nederland. Tja. Eenmaal thuis was er geen tijd om te aarden, om weer te wennen aan het ‘gewone’ leven, want na 3 à 4 maanden ging je weer. Dat ging bijna 4 jaar zo door, totdat eind 1999 mijn dochter werd geboren en en ik koos voor mijn gezin en de Dienst verliet.

Ik kom maar moeilijk aarden in de burgermaatschappij waar ik voor gekozen had. Het gebrek aan discipline, groepsverband maar wél dat haantjesgedrag: ik snapte het niet. Toen ik als gemilitariseerd burgerchauffeur voor 5 maanden meekon op missie naar Ethiopië en Eritrea realiseerde ik mij dat ik stiekem nooit weg had gewild bij Defensie.

Daarna ging het snel helemaal verkeerd. Nadat mijn zoon was geboren ging mijn relatie kapot. Ik raakte overwerkt. Ik kon niet meer. Via de GGZ kwam ik voor langere tijd in het Sinaï centrum (gespecialiseerd in de behandeling van volwassenen met een psychotrauma, red.) terecht. Er kwam heel veel naar boven, maar ik hield nog steeds evenveel voor me. Ondertussen werd ik volgestopt met pillen en vond ik zelf de weg naar andere verslavende middelen. Het ging van kwaad tot erger en in 2005 stelde het ABP (Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, red.) officieel PTSS bij mij vast.

Die diagnose vormde eerder het begin dan het einde van alle ellende voor mij. Na een korte opleving, waarbij ik met hulp van het ABP een opleiding tot buitensportinstructeur volgde, kwam de grote terugval. Ik kwam voor langere tijd vast te zitten, ik zwierf maanden op Hoog Catharijne (Utrecht) en ik zat verplicht anderhalf jaar in een gesloten verslavingskliniek.

Ik zeg weleens: je moet het allerlaagste geraakt hebben voordat je écht bij je gevoel komt. Gelukkig heb ik met hulp van mijn nieuwe partner Dianne weer leren voelen.’