‘Mijn commandant pakte me bij de armen en heeft me in het vliegtuig gezet’
Toen Ronald van Schaik bij Defensie kwam was hij klaar om de wijde wereld in te trekken. In 1996 was het zijn beurt om op missie naar Bosnië te gaan. De voorbereiding hiervoor zat vol heftige ervaringen die hun stempel op zijn verdere leven zou drukken. Hij vertelt zijn verhaal.
‘Ik was 19 jaar toen ik bij Defensie terechtkwam. Ik had een moeilijke jeugd gehad, waardoor ik behoefte had aan avontuur en discipline. Vanwege slechte ogen werd ik afgewezen voor het Korps Mariniers, maar gelukkig kwam ik alsnog bij de Landmacht terecht. Klaar om de wijde wereld in te trekken.
De opleiding paste goed bij mij. Het voelde goed om veel buiten te zijn met mensen en veel te sporten. Dat was pittig, maar niet te zwaar. Ook het nauw samenwerken met anderen in moeilijke omstandigheden ging goed. We raakten als groep steeds meer met elkaar verbonden. Dat is een fijn gevoel. De hele opleiding heb ik uiteindelijk met goed gevolg afgelegd, nu was het tijd om te specialiseren.
Het liefst wilde ik bestuurder worden van een tank of een voertuig, maar dat wilde iedereen wel. Uiteindelijk ben ik bij de opleiding voor de Pantser Genie geplaatst. Ook dit beviel erg goed. Zo moest ik in een latere fase mijnen ruimen en werken met springstof. Het is enorm leuk om dingen te laten ontploffen. Los van het resultaat staat er namelijk veel druk op. Je moet goed weten wat je doet; de mijn uitzetten, springstof verwijderen en vooral heel stilhouden. Anders vliegt alsnog alles de lucht in.
In 1996 vertelde mijn commandant dat ik op de reservelijst stond voor Bosnië. De voorbereiding hiervoor was heel zwaar. Ik kreeg een buddy aangewezen. Daarmee ben je altijd samen. Je past op elkaar. Het ging alleen niet goed met hem. Zijn broer was slecht teruggekomen van zijn uitzending. Mijn buddy had daar last van. Hij vond het bijvoorbeeld niet fijn om met een pistool te schieten. Op een avond kwam hij niet terug in de tent. Ik dacht dat hij was gaan plassen. Na een nacht zoeken vonden we hem uiteindelijk. Hij had zich bij een boom door z’n hoofd geschoten. Verschrikkelijk. Daar heb ik nog lang last van gehad.
Na een week rust hebben we als groep de knop omgezet. Het was tijd om naar Bosnië te vertrekken. Afscheid nemen van m’n familie was heel moeilijk. In eerste instantie had ik geen moeite om weg te gaan. Het was immers m’n werk. Maar toen mijn zus moest huilen brak ik ook. Ik wilde blijven. Door mijn moeilijke voorbereiding keek ik anders naar de uitzending. Mijn commandant heeft mij bij mijn m’n armen gepakt en het vliegtuig ingetrokken.
De eerste avond bij het kamp kregen we een ‘warm welkom’. Er was een aanval. Ik stond bij het hek en zag iets op mij afkomen. Ik zag niet goed wat het was. Toen kwam de klap. Heel erg dichtbij. We werden beschoten. Ik wist meteen dat ik weg moest komen. Een eenheid van ons reageerde snel en heeft het gelukkig opgelost door erop af te gaan.
Ook hebben we veel patrouilles gereden met Engelse commando’s. Zij waren de voorste groep. Wij moesten hen beschermen. Ook dit was heel heftig. Je weet nooit wat je aan gaat treffen. Er kunnen strijders, sluipschutters of mijnen zijn. Je moet scherp zijn. Ik heb elke dag tegen mezelf gezegd: ‘Wat er ook gebeurt, ik kom vandaag gewoon weer terug.’ Dat gevoel van onveiligheid vond ik heel lastig. Je moet continu sterk blijven.
Na m’n uitzending bleek ik PTSS te hebben. Ik had ontzettend veel last van flashbacks en nachtmerries. Ik was continu angstig. Ik heb anderhalf jaar thuis gezeten met deze problemen en ben daarna bij de GGZ in behandeling gegaan. Mede door Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) heb ik bijna geen last meer. Dit is een effectieve therapie om trauma’s te verwerken. Ik kan er nu goed mee overweg.
Ook Veteranendag helpt hier goed bij. Dat is een geweldige dag. Ik ga daar elk jaar met mijn vriend naartoe. Je ziet bekenden en je bent met mensen die hetzelfde hebben meegemaakt. Die verbondenheid is heel speciaal. En ik hoop nog vele Veteranendagen mee te mogen maken.’