verhalen

Ereteken voor veteraan André Lapré

Lapré draagt onderscheiding op aan zijn twee omgekomen broers.

Op vrijdag 30 november ontving de 92-jarige veteraan André Lapré het Ereteken voor Orde en Vrede voor zijn inzet in voormalig Nederlands-Indië. Bij het KNIL diende hij vanaf 1946 bijna twee jaar als chauffeur bij de Aan- en Afvoertroepen van de Tijgerbrigade.

Verstoppen voor de Japanners

Het bijzondere van het verhaal van André Lapré is dat hij niet alleen bij het KNIL diende, maar ook de hele aanloop meemaakte naar de strijd in voormalig Nederlands-Indië. Op 13 juni 1926 werd André geboren in de plaats Semarang, in een buitenwijk dichtbij de haven van deze plaats. Zijn vader, Franciscus Lapré, was hoofdgriffier van Justitie in Semarang en moest bij elke rechtszaak aanwezig zijn om toe te zien dat de griffiers alles noteerden. Tijdens de Japanse bezetting heeft hij nog met gevaar voor eigen leven belangrijke stukken van de Raad van Justitie verstopt voor de Japanners.

Man in huis

De bezetting van Japanners had grote impact op het gezin en op André. Zijn vader werd gevangen gezet, zijn oudere broers Etienne en Willy werden als KNIL-militair krijgsgevangenen gemaakt. Zijn oudste halfbroer, Loeke, kwam in een Jappenkamp terecht. “Mijn moeder bleef dus alleen achter met de kinderen”, vertelt André. “Net als veel andere Indische vrouwen, moest zij stiekem handel drijven om ons gezin te kunnen onderhouden. Zelf werd ik als jonge tiener de ‘man’ in het gezin. Gelukkig bleven onze Indonesische kokkin en Boeginese djongos (huisjongen) trouw voor ons zorgen, ook al kregen zij niet meer uitbetaald.”

Bersiap

Na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 werd het in de tweede helft van 1945 steeds onrustiger in Semarang. André was inmiddels 19 jaar oud en samen met zijn vader werd hij op een dag, zonder reden, opgepakt door Indonesische nationalisten en in de gevangenis gezet. André: Het leven daar was onzeker, we hebben een aantal keren de dood in de ogen gekeken. Uiteindelijk werden ze door de Britten bevrijd. Zo overleefden André en zijn vader deze hachelijke tijd in de gevangenis. Dat gold niet voor alle gevangenen.

Tijgerbrigade

Vlak voor de 1e Politionele Acties besloot André, toen bijna 20 jaar, om zich vrijwillig aan te melden bij het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL). Bij het militair aanmeldpunt werd verteld dat ze dan tegelijk hun dienstplicht mochten vervullen. “Maar ik had eigenlijk helemaal geen dienstplicht, omdat mijn twee oudere broers al in het leger zaten”, lacht André.

Na een opleiding van enkele maanden werd hij in 1946 aangesteld als vrachtwagenchauffeur bij de 21e Compagnie AAT, de Aan- en Afvoer Troepen van de Tijgerbrigade. Hij vervoerde militairen, voedsel, goederen en soms een groot veldkanon. Als vrachtwagenchauffeur liep hij vaak gevaar.

‘André: “Sluipschutters verborgen bijvoorbeeld wegbommen of groeven diepe kuilen in de wegen waarover we moesten rijden. Vooral ‘s nachts gaf dat extra spanning. Dan moesten we met gedempt licht, stapvoets en slalommend de route volgen.”’

Doorgaans werden de chauffeurs goed beschermd door hun makkers. Soldaten zaten voorop de vrachtwagen met hun geweren paraat om te voorkomen dat de chauffeur geraakt werd. Ook maakte hij het mee dat er op de route een verborgen bom net op tijd werd ontdekt. “Ik heb het er zelf altijd goed vanaf gebracht. Wel heb ik onderweg veel gevallenen gezien van beide kanten. Ik prijs me gelukkig dat ik zelf nooit slachtoffer ben geweest.”

Watertank

Later ging André over van het transportpeloton naar het watertankpeloton. De Pemuda’s hadden de waterleiding in handen. De toevoer in de bergen was stop gezet. Hierdoor was er geen schoon drinkwater meer. André en zijn peloton distribueerden water naar de troepen. Zo leverden ze ook water aan de MILVA-kazerne, de Militaire Vrouwen Afdeling met Nederlandse en Indische vrouwen. ‘We kondigden onze komst altijd discreet aan, maar er waren vrouwen die zonder gêne gewoon doorgingen met mandiën…poedelnaakt! Een welkome afleiding voor een jonge militair. Het  aanvullen duurde daar dan ook vaak langer dan bij andere kazernes!’

Broers

Toen de Republiek Indonesia werd uitgeroepen, ging de vader van André weer werken bij het Landgerecht, nu onder Indonesisch gezag. Steeds meer van zijn taken en gezag werden overgenomen door Indonesiërs. Toen hij op groot verlof mocht, greep hij de kans om met het gezin naar Nederland uit te wijken om nooit meer terug te keren.

Tijdens de bootreis naar Nederland met het schip de Johan van Oldenbarnevelt werd zijn houten kist met daarin zijn militaire oorkonde en medailles opengebroken en is alles gestolen. Uiteindelijk kwamen ze in juni 1951 aan in Amsterdam.

Andrés’ broers Willy en Etienne zijn in dienst van het KNIL omgekomen. Willy was door de TNI gevangen genomen en geëxecuteerd. Etienne was commandant van een nachtpatrouille, toen hij op de rivier in een hinderlaag liep. De vijand had staalkabels over de rivier gespannen, waardoor de boot omsloeg en Etienne verdronk. Andre: ‘Mijn beide broers waren op dat verloofd en zouden snel gaan trouwen. Zij streden voor Koningin en vaderland. Daarom draag ik het ereteken voor Orde en Vrede aan hen op.’

Meer Lapré’s

De naam Lapré is een beroemde KNIL-naam. Tussen 1942-1950 kwamen maar liefst 11 personen met die naam om het leven. Bovendien was Sjoerd Lapré jarenlang een toonaangevende persoon in de veteranenwereld. Hij was Ridder Militaire Willems-Orde en schrijver van enkele boeken.

Naast André Lapré ontvingen nog twee veteranen alsnog een medaille voor hun inzet in voormalig Nederlands-Indië en Nieuw-Guinea.

(foto’s: Eigen collectie André Lapré / MediaCentrum Defensie)