verhalen

Mee Op Missie met Jessica van Oort: "Het regende mensenvlees"

Jessica van Oort neemt ons mee op haar missie naar Afghanistan. In 2010 vertrok ze met haar eenheid naar Deh Rawod. Ze had haar tijd bij Defensie niet willen missen. Toch hoopt ze dat haar dochter haar voorbeeld niet volgt.

Podcast 'Mee op Missie'

Bekijk de podcast op YouTube of beluister de verhalen via Spotify, Apple Podcasts en alle andere podcast platforms.

Het verhaal van Jessica van Oort

“Ik werk graag met mijn handen en houd van avontuur. Daarom ben ik bij Defensie gegaan. Als een van de weinige vrouwen binnen onze eenheid, heb ik me nooit anders gevoeld dan de rest. Je traint erop en zolang je in alles mee kan, is het goed.”

Jessica boordwapen

“Bij de buitenwacht  roept een vrouw in een gevechtseenheid wel veel vragen op en ook op missie in Afghanistan merkte ik een verschil. De plaatselijke bevolking vond een vrouw achter een machinegeweer maar niks en ze luisterden in eerste instantie niet naar me. Dan moest de luitenant naar het dorpshoofd om uit te leggen dat ze mij echt serieus moesten nemen. Soms was er alsnog een waarschuwingsschot nodig om gehoord te worden.”

‘Nou jongens, scherfvesten om: het gaat zo los’

“Onze eenheid vertrok in 2010 naar Deh Rawod in Afghanistan. De opdracht daar was de bevolking veilig te houden en de vrede te bewaken. Voor ons betekende dat elke dag de poort uit om met de bevolking te praten en de situatie te monitoren, maar ook waterputten slaan en wegen aanleggen. Dat klinkt allemaal heel vredig en nobel, maar we hebben ook het een en ander aan geweld meegemaakt.”

Jessica in Afghanistan

“Bij de aanleg van een nieuwe bergweg bijvoorbeeld raakten we in een vuurgevecht. Na aankomst op de locatie hadden we onze voertuigen beneden achtergelaten en waren we naar de werkzaamheden boven op de berg opgeklommen. Op een gegeven moment zagen we in de verte rooksignalen. We verwachtten niet dat daar iets zou gebeuren, dus ik zei nog grappend: Nou jongens, scherfvesten om: het gaat zo los. Toen hoorden we echt raketten inkomen en daarna het gefluit van kogels om onze oren. Het vuurgevecht hield voor mijn gevoel een half uur aan, maar het kan ook tien minuten zijn geweest. Bij terugkomst op het kamp, hebben we er goed over kunnen praten, met elkaar en met iemand van de geestelijke verzorging. We zijn er allemaal heelhuids uitgekomen gelukkig. Het klinkt misschien gek, maar dan is het achteraf best mooi om meegemaakt te hebben.”

‘Pas drie dagen na de aanslag mocht ik naar huis bellen’

“Tijdens onze tijd daar is een collega, Luc Janzen, omgekomen door een bermbom. Dan vraag je je wel even af: wat doe ik hier? Wij zaten op dat moment tijdelijk op een ander kamp. Toen wij terugkwamen, was het afscheid al geweest. Dat maakt het allemaal extra onwerkelijk. Ik had van tevoren tegen mijn moeder gezegd: ‘Als je iets op het nieuws hoort, ben ik het niet want dan had je het al geweten.’ Maar dat helpt natuurlijk niet, ze wilde me gewoon spreken. Alleen, na zo’n incident wordt de telefoon voor een paar dagen afgesloten. Pas na drie dagen mocht ik naar huis bellen en je mag dan ook nog eens niks zeggen. Ik heb gezegd dat het goed ging, maar mijn moeder hoorde wel dat ik aangeslagen was.”

Jessica en Afghaanse man

“We hadden altijd goed contact met de lokale bevolking. Ze kwamen ons van alles brengen, melk of brood bijvoorbeeld. Ik ging vaak met de kinderen dansen en gek doen. Na de aanslag die Luc het leven kostte, bekeek ik de bevolking toch met andere ogen. Ik wist dat dit niet terecht was, want het geweld komt van de Taliban en zij zitten er ook maar tussen. Maar er was toch iets veranderd.”

‘Na de aanslag bekeek ik de bevolking toch met andere ogen’

“Ondanks alles heb ik wel het gevoel dat onze bijdrage zin heeft gehad. Vrouwen hoefden bijvoorbeeld minder lang naar de waterput te lopen. Al was het van korte duur en vrees ik dat die putten inmiddels vernield zijn nu de Taliban het weer voor het zeggen heeft. De val van Kabul in 2021 was te verwachten, maar ik vind het heel sneu voor de bevolking. En ergens ook zonde van onze inzet. Er zijn Nederlandse militairen gewond geraakt en overleden en dat is nu allemaal weg.”

“Mijn vriend is ook veteraan. Toen hij op missie naar Afghanistan ging, begreep ik wat mijn ouders destijds hadden doorgemaakt. Ik vond dat veel zwaarder dan zelf op uitzending zijn. Daar ben je aan het werk, hier zit je maar een beetje te wachten. Toen we een dochter kregen, ben ik de dienst uit gegaan. Twee ouders bij Defensie is niet goed te combineren. Ik hoop voor mezelf dat mijn dochter niet bij defensie gaat, al zou ik haar die ervaring wel gunnen. Vooral de gezelligheid.”

‘De eerste vraag is vaak: Heb je iemand doodgeschoten?’

“Tegenwoordig werk ik als elektricien. Mijn collega’s weten dat ik veteraan ben, maar ik vertel er niet veel over. Vaak krijg je namelijk als eerste vraag: Heb je iemand doodgeschoten? Blijkbaar vinden mensen dat belangrijk. Ik snap dat ergens wel, maar tegelijkertijd is het een rare vraag om zomaar te stellen. Dat is nu een paar keer gebeurd en dan praat ik er liever niet over.”

“De missie naar Afghanistan heeft me veranderd. Ik denk dat ik harder ben geworden, ook naar mezelf. Op een gegeven moment werd dat te erg en heb ik hulp gezocht. Ik zag mezelf veranderen in een botte meid en dat wilde ik niet. Die therapie heeft me geholpen om het af te sluiten. Nu ik een dochter heb, merk ik ook dat ik extra bang om mijn geliefdes kwijt te raken. Maar ik zou het zo nog een keer doen. Uiteindelijk  kies je daarvoor als je bij Defensie gaat.”