verhalen

Het verhaal van Wim Schaap: ‘Eens een marinier, altijd een marinier'

Veteraan Wim Schaap ging in 1962 op missie naar toenmalig Nieuw-Guinea tijdens zijn dienstplicht. Een reis om de wereld voor deze Katwijker. Nu, maar liefst 60 jaar later, vertelt hij zijn verhaal: ‘De acties, de verschrikkelijke nachten en de ongelooflijk vriendelijk mensen zijn mij het meeste bijgebleven.’

‘Niets ervan, je wordt marinier’

‘Ik ging bij Defensie omdat ik dienstplichtig was. Dat vond ik niet erg want ik wilde graag bij de Marine. Na twee keuringen werd ik toegelaten, maar toen kreeg ik een blindedarmontsteking. Mijn diensttijd werd een half jaar uitgesteld. Toen ik een half jaar later terugkwam voor de keuring vroeg ik: ‘Kom ik nou bij de Marine?’, waarop er werd geantwoord: ‘Niets ervan, je wordt marinier’. En zo geschiedde.’

‘Ik heb mijn hele diensttijd als positief ervaren, ben af en toe ondeugend geweest. Bij het stappen met collega’s ben ik bijvoorbeeld een keer mijn pet kwijtgeraakt. Zonder pet kom je de kazerne niet meer op, dus toen ben ik over een ontzettend hoog hek geklommen om mijn reservepet uit de barak te pakken. De mannen met wie ik was lagen in een deuk. Ik heb er alleen een scheur in mijn broek aan overgehouden. Toen ik thuiskwam, vroeg ik mijn vriendin (nu mijn vrouw) mijn broek te maken. Ik heb haar niet verteld hoe de scheur erin was gekomen. Weken later komt mijn (toekomstige) vrouw een andere Katwijker tegen met wie ik in dienst zat. Hij zei tegen haar: ‘Wat heb ik gelachen om Wim die vorige week over het hek klom’. Weet je wat mijn vrouw antwoordde? ‘Dat weet ik allang!’.’

‘Ik heb het grootste deel van mijn diensttijd in Nederland doorgebracht. Tegen het einde werden daar op het laatste moment nog drie maanden aan toegevoegd. Daardoor ging ik net op het einde nog naar Nieuw-Guinea. Mede ook omdat ik bij de QPO compagnie zat, met wie je binnen 24 uur uitgezonden kon worden. Op een vrijdag kregen we het bericht: ‘maandag melden, dan moeten jullie naar Nieuw-Guinea.’ We hadden gelukkig het weekend nog om afscheid te nemen van onze families.’

‘We hebben een vliegreis gemaakt die ik van mijn leven niet meer vergeet’

‘Op maandag meldden we ons in Doorn. De compagnie uit Curaçao ging voor ons uit naar Nieuw-Guinea waardoor wij een week in Curaçao moesten doorbrengen. Dat was een gelukje want we wisten dat het spannend was in Nieuw-Guinea. Na een week begon onze tocht naar Nieuw-Guinea. We hebben een vliegreis gemaakt die ik van mijn leven niet meer vergeet. De wereld over vliegen was in die tijd verre van gewoon en we moesten meerdere tussenstops maken. Van Curaçao vlogen we naar Lima, Peru, waar we een doorstart moesten maken. Vervolgens zijn we van Lima naar het eiland Tahiti gevlogen, van Tahiti naar Nieuw-Caledonië en van daaruit naar de eindbestemming Biak, Nieuw-Guinea.’

Net 21 jaar oud was Wim toen hij aankwam op Biak. Daar moesten ze eerst een aantal oefeningen uitvoeren om te wennen aan de omgeving. Tot ze naar Sorong werden opgeroepen: ‘We zouden van Sorong naar twee eilanden gaan om een aantal jongens af te lossen. Maar dat ging niet door want er waren in het operatiegebied van Teminaboean zo’n 150 parachutisten vanuit Indonesië geland. Dus moesten wij halsoverkop naar het operatiegebied Teminaboean. We hadden daar een groot gebouw dat we mochten gebruiken van de bevolking. We sliepen daar met zo’n 100 man op stretchers.’

Op patrouille in de jungle

‘Elke dag gingen we op patrouille, op zoek naar de vijand. Soms sliepen we in Kampongs: kleine nederzettingen van de Papoea bevolking waar we mochten overnachten. Als we een langere patrouille hadden van 3-4 dagen moest je zelf een onderkomen maken in de jungle. Dit noemden we een ‘balum’ een bedje van takken en bladeren met een afdak zodat je beschut ligt. De Papoease gidsen die met ons mee waren, hielpen ons hierbij.’

‘Om zes uur gaat de zon onder en dan is het ook helemaal pikzwart. De dieren om je heen beginnen in het donker een vreselijk kabaal te maken, onvoorstelbaar. Jij zit dan in de jungle, maar de vijand ook. Daarom hadden we een wachtpost, wat eigenlijk een luisterpost was, want je zag geen hand voor ogen.’

‘Ik ken geen vriendelijker mens op de wereld’

‘Als we op patrouille waren, gingen er altijd Papoea’s mee, ofwel politie, gidsen of het vrijwilligers corps. Zonder hen kwam je de jungle niet meer uit. Zij konden sporen zien en wisten precies waar de vijand had gezeten, ze kenden elke beweging van de natuur. Ik ken geen vriendelijkere mensen op de wereld dan de Papoea’s die ik heb ontmoet. Ik heb er veel moeite mee gehad dat we als Nederland daar weg moesten. Ik heb er zoveel ellende gezien, die mensen zitten in mijn hart.’

Of Wim de vijand ooit is tegengekomen, daar wil hij niet over praten. Dat is gewoonweg te moeilijk. ‘Angst, wat dat is? Dat is verschrikkelijk. Er zijn dingen zo hard aangekomen, dat is onvoorstelbaar, daarom wil ik daar niet over praten.’

‘Ik kan wel vertellen over de eerste aanval die we meemaakten. Het was de dag dat ik aankwam in het actiegebied. Er was een bivak van de Indonesiërs ontdekt. Er werd besloten om eerst een bombardement aan te vragen voordat we op de grond zouden aanvallen. Het aanvallen kwam er alleen niet van Het bombardement kwam namelijk niet op de vijand terecht, maar op ons. Dat was verschrikkelijk. We moesten rennen, keihard rennen, alles zat onder de modder. Die bommen slaan alles uit de grond vandaan. Eén veteraan heeft zijn been verspilt. Dat been hebben ze nog kunnen redden, maar hij heeft er nooit meer mee kunnen lopen. Dat was mijn eerste kennismaking met de oorlog.’

‘Twee schoten knalden net langs mijn hoofd’

‘Door het zweten tijdens de patrouilles kreeg ik pijn aan mijn heup van de bajonet die ik bij mij droeg. Ik wisselde hem van kant, aan de zijde van mijn geweer. Dat ging mis, het oog van de bajonet kwam vast te zitten aan de haan van mijn geweer. Ik viel en het geweer ging af, twee schoten knalden vlak langs mijn hoofd. Daar ben ik nog steeds doof van.’

‘Na weken in het actiegebied moest ik halsoverkop naar Sorong om gevangenen mee te nemen. De volgende ochtend kwam er een sergeant naar mij toe die zei ‘Inpakken en melden bij de commandant!’. De commandant beval mij om met het schip ‘de Utrecht’ terug naar Biak te varen. Hij zei: ‘Je gaat naar Biak, want het vliegtuig staat klaar’. Die dag ervoor zat ik nog in de jungle, die dag erna zat ik op het schip. Heel kort op elkaar. Van de een op de andere dag was het voorbij.’

‘Het kameraadschap voel ik ook met de nieuwe generatie’

‘Een veteraan voel ik mij zeker. Ik ben al meer dan 60 jaar lid van de Contact Oud Mariniers (COM), dat heb ik altijd heel waardevol gevonden. Veteranendag betekent daarom ook veel voor mij. Tijdens het defilé zie ik veel van mijn oud-collega’s, al zijn er veel van mijn generatie al weggevallen. Maar vroeger zeiden we altijd: ‘Eens een marinier, altijd een marinier’. Het kameraadschap en de wederzijdse waardering voel ik ook met de nieuwe generatie.’