verhalen

‘Pas tijdens de voordracht van de ceremonie leerde mijn familie het hele verhaal’

Elk jaar wordt de Nederlandse veteranendag geopend met een officieel programma in de Ridderzaal. Dit jaar is Martijn Smits de ceremoniemeester. In 2008 werd hij onderscheiden met een dapperheidsonderscheiding voor zijn moedige optreden in een vuurgevecht tijdens zijn missie in Uruzgan. “Als je moet nadenken, ben je te langzaam en dan verlies je”.

‘Ik ben op mijn 19e begonnen bij Defensie. Ik kende niemand die militair was en had de drang om iets anders dan anderen te gaan doen. Sommige vrienden snapten niet waarom ik deze keuze maakte, ze vonden het niets voor mij. Gelukkig stonden mijn ouders achter me. Ik ben opgekomen als soldaat luchtmobiel bij de Landmacht. In de zomer van 2002 hoorde ik dat we op de rol stonden om in februari 2003 op missie te gaan. Ik dacht: ‘Yes, eindelijk!’

Ik stond al vier jaar paraat, er waren al verschillende missies voorbijgekomen, maar nu mocht ik écht. Eenmaal aangekomen in Kabul veranderde dat gevoel. Dit is een plek waar jarenlang oorlog is geweest en je ziet totale ellende. In plaats van blijdschap voelde ik nu een onbeschrijfelijk gevoel; een soort trots, een soort voldoening om bezig te zijn waar je jarenlang voor getraind wordt

In 2006 kreeg ik weer een voorwaarschuwing. Áls we naar Uruzgan zouden gaan, dan zou ik gaan. Er volgde een lang debat in de Tweede Kamer of het wel veilig genoeg was om op deze manier de wederopbouw van het land te steunen. Dit maakte ook dat het voor het thuisfront een ander soort missie werd. Toen uiteindelijk de kogel door de kerk was, ging ik als eerste op missie naar Uruzgan. Ik nam dezelfde verwachtingen mee als mijn eerste missie, want we gingen immers naar hetzelfde land. Eenmaal daar bleek het een wereld van verschil. Kabul is een moderne stad, met verkeerslichten en rotondes. Uruzgan is helemaal niet modern en de dreiging was daar veel reëler. Daar kwam ook nog eens bij dat we daar als eerste taskforce heen gingen en dus geen voorgangers hadden om dingen van te leren.

Wel waren er andere NAVO taskforces waar we contact mee hadden, onder andere de Canadezen. Op een gegeven moment hebben we hun kamp, kamp Martello, tijdelijk overgenomen. Tijdens deze overname, op 4 september 2006, werden wij aangevallen. Als je aangevallen wordt op je kamp zit je compleet vast, aangezien je het kamp natuurlijk niet kan achterlaten of verplaatsen. Het kamp van de Canadezen lag sowieso niet heel strategisch, langs veel smokkelroutes en omringd door allerlei bergkammen waar vanaf je goed zicht hebt op het kamp.

Het was mijn eerste vuurgevecht. Wat mij erg is bijgebleven, is dat je de vijand ook echt kon zien. Op zo’n moment zie je niet meer dat iemand een mens is, maar het is de vijand. Door Defensie word je eindeloos getraind om op automatische piloot over te gaan – zelfs als je denkt dat je iets 100% beheerst, train je door. Dit doe je om op dit soort momenten, tijdens een vuurgevecht, niet na te hoeven denken. Als je moet nadenken, ben je te langzaam en dan verlies je.

Toen we werden aangevallen, waren we net klaar met avondeten en maakten we ons klaar voor de avond. De aanval begon en ik rende naar mijn radio voor instructies. Ik was vuurregelaar van een mortiergroep en om de granaten gericht te schieten gebruikten we een computer. Het eerste wat ik dacht was: Oh shit, de computer. Die lag een paar honderd meter verderop. Ik probeerde de berekeningen nog uit m’n hoofd te doen, maar dat lukte niet. Toen ben ik gaan rennen, recht door vijandig vuur, op de automatische piloot. Mijn groepscommando zag me rennen, ik heb niet gehoord of hij nog iets naar me riep. Toen ik veilig terug was met de computer konden we ons ding doen. Iedereen wist waar ik was geweest, omdat ze wisten waar de computer lag.

Vervolgens vlogen twee van onze apaches over het gebied en over de radio konden we horen wat zij zagen. Iedereen sliep die nacht op de plek waar hij stond en de volgende ochtend was het tijd om te evalueren wat goed en niet goed was gegaan. Pas toen de adrenaline wegebde, kon ik helder nadenken en bedacht ik me dat het ook heel anders had kunnen aflopen. Ik woog de voors en tegens van mijn actie af en dacht: dit had heel anders kunnen aflopen.

Na de aanval werd de missie anders. Je bent meer op je hoede, alerter. Het was een achtbaan van emoties. We hadden weinig stroom op het kamp, maar mochten wel allemaal even naar huis bellen om het een en ander uit te leggen. Anders loop je het risico om ingehaald te worden door de pers die bericht over de aanval en dan gaan mensen speculeren. Dat wil je je familie niet aandoen. Mijn gesprek was tactvol; ik gaf aan dat er van alles gebeurd was, maar dat het met mij goed ging en ze zich nergens zorgen over hoefden te maken. Later, na de missie, heb ik het er weinig over gesproken. Pas bij de voordracht van de ceremonie waar ik mijn medaille kreeg leerde mijn familie het hele verhaal.

Tegenwoordig ben ik instructeur op het trainingscentrum van de lucht- en raketverdediging bij Defensie. De kans om op missie te gaan blijft altijd, maar instructeurs worden niet heel snel uitgezonden. Mocht het moment daar zijn, dan wil ik wel, hoe moeilijk dat ook is nu ik een vrouw en twee kleine kinderen heb. Het hoort bij je werk.