verhalen

‘In de cockpit zit je in een veilige omgeving en ben je bijna onkwetsbaar’

Manja Blok was de eerste vrouwelijke operationele F-16 piloot ter wereld. Het was helemaal geen droom van haar om bij Defensie te gaan, laat staan om uitgezonden te worden naar Bosnië en daar een hele belangrijke rol te vervullen. “Ik wilde graag bewijzen dat ik tóch iets kon.”

‘Op mijn 19e heb ik een selectie gedaan voor de Rijksluchtvaartschool, iets wat mij was ingegeven door mijn vader. Hij had graag piloot willen worden, maar heeft dat nooit gedaan. Omdat ik vrij technisch en avontuurlijk ben aangelegd, vond hij dat wel wat voor mij. De Rijksluchtvaartschool dacht daar anders over. Ze zeiden dat ik niet geschikt was om te studeren, en al helemaal niet om piloot te worden. Toen heb ik een paar jaar in de horeca gewerkt, niet wetende wat mijn volgende stap zou zijn. Totdat ik een open dag van de landmacht meemaakte. Het plaatje wat Defensie bood vond ik heel mooi – het was stoer, avontuurlijk, je krijgt een goede opleiding, maar wel met salaris en huisvesting vanaf dag één. Een tijd na deze open dag zat er een bonnetje van Defensie bij de Tv-Gids, en die heb ik toen ingevuld en opgestuurd. Later bleek dit om de luchtmacht te gaan. Ik werd uitgenodigd voor een gesprek en dacht: waarom niet? Ik wou graag bewijzen dat ik tóch iets kon.

Ik begon met de keuring en op mijn 23e mocht ik beginnen met de opleiding. Ik had me opgegeven voor helikopterpiloot, maar tijdens de selectie vroegen ze: je bent ook geschikt voor straaljagerpiloot, lijkt dat je niet wat? Ik wist niks van de luchtmacht, ik had gewoon een bonnetje ingevuld. Binnen no-time richtte ik me helemaal op het vak van straaljagerpiloot. Ik werd uiteindelijk gestationeerd in Leeuwarden, en we deden vooral veel mee aan oefeningen, ook in internationaal verband. De dreiging op dat moment was het oost-west verhaal, en we verwachten niet echt dat we daar naartoe gestuurd zouden worden. Uitgezonden worden was sowieso geen term in die tijd, en daar werd ook helemaal niet over nagedacht. De missie in Libanon speelde in die tijd wel bij de landmacht, maar wij werden werden vooral voorbereid op Koude Oorlog situaties.

Toen we het nieuws hoorde dat we binnen een half jaar uitgezonden zouden worden naar Bosnië, waren we met stomheid geslagen. Uitzending, hoezo? Het was een shock, maar ook een eye-opener. We gingen naar Bosnië om het luchtruim te bewaken, en waren geen actief component in de oorlog. ‘Peace Enforcing,’ noemden we dat. We vlogen niet in de meest moderne F16’s, konden niet heel veel zien met de radar, en zodra zich dreiging voordeed vlogen we terug naar Italië. De eerste keer, in 1993, ben ik een half jaar weggeweest. Daarna ging ik, tot 1999, steeds een paar dagen of weken die kant op, vooral als de dreiging groter werd. Ik moest natuurlijk ook vaak in Nederland zijn om mijn kwalificaties bij te houden, zoals trainingen in de simulator of oefeningen in het zwembad.

Op 11 juli 1995 stond ik ook gepland voor een missie. De situatie in Srebrenica was toen bijna onhoudbaar, en het luchtruim boven Bosnië was al enige tijd gesloten. We vlogen vooral boven de Adriatische zee, wachtend op toestemming om tóch het luchtruim te betreden en de enclave te helpen vanuit de lucht. Toen we, na een hele hoop vertraging, eindelijk die toestemming kregen om naar Bosnië te vliegen, was ik toevallig een van de twee piloten die de lucht in gingen. Eenmaal daadwerkelijk onderweg naar Srebrenica hoorde ik dat we daar heen gingen om bommen te gooien. Ik dacht: dit is uniek, hier hebben we het allemaal voor gedaan, zijn we voor opgeleid, en hiervoor hangen we al 2.5 jaar in de lucht boven Bosnië. Ik had contact met Nederlandse commando’s die op de grond in de knel zaten. Ze klonken rustig over de radio, maar zij werden beschoten. Wij waren tot dat moment met de handen op de rug gebonden geweest, nu kregen we eindelijk toestemming om iets te doen.

Het was de eerste oorlogsactie van de Nederlandse luchtmacht na de Tweede Wereldoorlog. Als vlieger maak je dat heel anders mee. Ik heb nooit de geluiden gehoord van mensen die aangevallen werden, nooit bommen tot ontploffing horen komen, nooit gewonde mensen gezien of geroken, of de paniek of dreiging die op de grond heerste gevoeld. In de cockpit zit je in een veilige omgeving, en ben je bijna onkwetsbaar. Uiteindelijk ben je een poppetje in het geheel, en doe je het met z’n allen. Bij terugkomst in het Nederlandse kamp in Italië stond het hele detachement ons op te wachten omdat we eindelijk hadden gedaan waar iedereen dag en nacht mee bezig was. Ik heb mijn werk gedaan als militair, en dat was voor mij een persoonlijk hoogtepunt.

Tegenwoordig ben ik burgervlieger bij een commerciële luchtvaartmaatschappij. Voor veel vliegers van Defensie is deze stap een vrij normale keuze. Uitzendingen eisen wel een tol. Toen ik moeder werd was het voor mij heel belangrijk een stabiel thuisfront te hebben, dus die keuze heb ik toen bewust gemaakt. Een F16 is geen plek voor een dikke buik. Wel vond ik het jammer, want ik heb een fantastische tijd gehad bij Defensie. Vooral de manier waarop we met elkaar samenwerkten, samen voor dat ene doel. Dat is uniek en onovertrefbaar.’