‘Toen we Bosnië binnenreden, werd iedereen stil’
“Ik durf te wedden dat ik verder kom”, zei ik tegen mijn zus na mijn aanmelding bij de landmacht. Zij had eerder al gesolliciteerd bij de Marechaussee, maar werd afgekeurd. Ik was 17 jaar, kwam direct door de keuring en werd aangenomen. Daarna volgde de opleiding tot onderofficier met een geneeskundige opleiding. Vrijwel direct na de opleiding heb ik aangegeven op uitzending te willen. Mijn leidinggevende vond mij te jong om te gaan. Mijn antwoord was: het is mij gevraagd, dus ik ga. Achteraf gezien was ik inderdaad te jong. Je ziet teveel voor je leeftijd.’
‘In mei 1994 stapte ik als 18-jarige voor de allereerste keer ooit in een vliegtuig, niet voor vakantie maar naar een oorlogsgebied. Bij aankomst denk je: “Stoer, dit wordt ‘m!”. Iedereen was enthousiast en wij dachten, dit gaan we regelen.
Met viertonners reden we Bosnië in. Voordat we de grens overstaken zagen we nog Nederlandse vakantiegangers met hun caravans, een schril contrast met wat we daarna zagen. Toen we de stad Mostar binnenreden werd iedereen stil. Dan zie je de beelden die je alleen op televisie ziet: de kapotgeschoten huizen, de complete verwoesting van de oorlog langs de wegen. De gedachte dat we de oorlog zouden beëindigen, was er niet meer. We wisten: dat gaan we niet redden.’
‘Als bijrijder op de ziekenauto achter het konvooi maakte ik veel mee. De momenten dat ik niets kon doen, blijven mij het meest bij. Zo ging het luchtalarm af toen we samen met de lokale bevolking meel aan het uitladen waren. Verderop viel een granaat, mensen renden naar de poort voor hulp. Wij mochten niet ingrijpen door de dreiging van meerdere granaten en de mogelijke aanwezigheid van de vijandelijke partij. Ik ben opgeleid om te helpen maar dat werd mij verboden. Dat was het moeilijkste moment. In die zes maanden ben ik voor mijn gevoel geestelijk ouder geworden dan de meeste mensen om mij heen.’
‘Veel mensen zeggen dat ik afgestompt ben teruggekomen. Wanneer je voor het eerst door een oorlogsgebied rijdt, dan is alles erg en zielig. Maar op den duur sluit je je af van de emoties en wen je aan de beelden die je ziet; de vers gegraven graven en de wanhopige kinderen. Het komt namelijk niet goed als ik in die emoties blijf hangen. Bij terugkomst heb ik het moeilijk gehad, ik had concentratieproblemen en werd snel boos. Mijn moeder maakte zich zorgen, ik zat zo hoog in mijn spanning. Maar wat ik heb meegemaakt, vertel je niet zomaar aan je ouders. Vorig jaar zijn ze beiden kort na elkaar overleden. Ik heb ze nooit alles verteld, ze zouden het niet begrijpen.’
‘Toch kijk ik enorm positief terug op mijn uitzending, vooral door de verbondenheid en kameraadschap die je met elkaar krijgt als je daar zit. Tot 1999 ben ik beroepsmilitair gebleven. Een aantal jaar geleden heb ik meegelopen met het defilé in Den Haag tijdens de Nederlandse Veteranendag, de eerste keer dat ik iets als veteraan deed. Het was mooi om mee te maken, om na al die tijd de kameraadschap weer te voelen.’