verhalen

“Openheid over missie zorgt voor positieve beeldvorming”

“Tijdens mijn eerste missie in Afghanistan maakte ik deel uit van het Regional Command South in Kandahar. Ik werkte op het hoofdkwartier als combatfotograaf en verslaglegger samen met collega’s uit Amerika, Canada, Nederland en Groot-Brittannië. We legden uiteenlopende gebeurtenissen vast: bezoeken van speciale gasten zoals de Amerikaanse vice-president Biden en toenmalig secretaris-generaal van de NAVO De Hoop Scheffer. Maar ook het dagelijks leven op de basis werd geregistreerd, inclusief de afscheidsceremonies van gesneuvelde militairen.

Ik ging ook mee met operaties en op patrouilles. Mijn opdracht was fotograferen, maar ik was ook gewoon militair. Ik droeg een wapen dat ik gebruikte wanneer nodig. Tijdens een gezamenlijke Brits-Afghaanse operatie bijvoorbeeld, moest ik mijn camera op zeker moment verruilen voor mijn geweer. Verder draaide ik ook gewoon mee met de groep. Ik liep wacht, vulde zandzakken en groef schuttersputten waarin we onderweg soms overnachtten.

Ons beeldmateriaal was voornamelijk bedoeld voor intern gebruik en voor de archieven, maar we kregen in die tijd ook regelmatig journalisten op bezoek. In de media zag je beelden van militairen die waterputten aanlegden en bruggen bouwden. Dat was slechts een deel van de werkzaamheden. De werkelijkheid was zoveel complexer. En niet zonder gevaar ook. In Nederland hoorde je verbaasde reacties toen de eerste militair sneuvelde. Het was toch een opbouwmissie?

In 2009 werd ik gevraagd om mee te werken aan een online documentaireserie over het dagelijks leven van Nederlandse militairen in Afghanistan: Dagboek van onze Helden. Ik werd projectleider ter plaatse en commandant van het combat camera team. De beelden voor de serie werden door militairen zelf gefilmd, mijn taak bestond uit het casten en begeleiden van de hoofdpersonen, die verspreid over een groot gebied opereerden. Maar ik was ook verantwoordelijk voor het verzamelen en versturen van de beelden naar Nederland. Een hele klus in een omgeving waar de infrastructuur niet bepaald stabiel is, internet niet vanzelfsprekend en de stroom nogal eens uitvalt. Maar opgeven was geen optie, want wat de ene week gefilmd werd, werd de volgende week uitgezonden.

De Sectie Communicatie Operaties van het ministerie van Defensie voerde in Nederland samen met mensen van Telegraaf Media Group en National Geographic de eindredactie. Van tevoren had ik gedacht dat ze bij de selectie heel streng zouden zijn, maar uiteindelijk is er heel weinig weggelaten. Je kunt natuurlijk niet alles laten zien. In de eerste plaats vanwege operationele veiligheid, maar sommige beelden waren zonder goede duiding ook gewoon te heftig. Toen had ik daar soms wel moeite mee, maar eenmaal terug in Nederland begreep ik het wel. De werkelijkheid daar en de werkelijkheid hier liggen zo ver uit elkaar. Ik voelde me tijdens operaties in afgelegen gebieden met al onze apparatuur soms bijna als Luke Skywalker die op een andere planeet terecht was gekomen. En zo zagen de mensen daar ons ook volgens mij. Waar we op patrouille ook kwamen, we hadden altijd bekijks.

Ik denk dat het heel goed is geweest om de Nederlandse bevolking te laten zien wat onze militairen dagelijks deden tijdens de missie. In Nederland ontstond daardoor een realistischer beeld van wat ‘onze jongens en meisjes’ in Afghanistan uitvoerden. Ze kregen bovendien de mens achter de militair te zien. Voor de militairen betekende het ook meer erkenning, waardering en begrip voor hun werk. De reacties die we kregen, persoonlijk maar ook via sociale media, waren overwegend positief. Ik denk dat de open houding van Defensie daaraan heeft bijgedragen.“