Het verhaal van Latoya Hallatu: “Het is tijd om ons als derde generatie Molukkers te laten zien”
Op Latoya Hallatu’s veteranentenue prijkt naast de medailles van haar missies naar Mali en Afghanistan ook de melati. Deze Indische jasmijn is het herdenkingssymbool dat wordt gedragen om de slachtoffers van de Japanse bezetting in Azië, zowel burgers als militairen, te herdenken. Het slaat terug op Latoya’s Molukse achtergrond die het fundament is van haar leven en carrière bij Defensie.
Latoya’s entree bij de Defensie had veel voeten in de aarde. Haar overgrootvader, geboren en getogen op de Molukken, zwoer een eed dat geen van zijn nakomelingen ooit bij Defensie zou gaan. “Opa zei altijd: ‘Wij Hallatu’s mogen niet.’ Zijn vader had met een kameraad afgesproken dat zijn nakomelingen niet mee mochten maken wat hij had meegemaakt. Mijn overgrootvader is zelf op 45-jarige leeftijd omgekomen in een Jappenkamp.”
Toch liet Latoya zich niet tegenhouden door haar familiegeschiedenis en had ze al op jonge leeftijd de ambitie om juist wel in haar overgrootvaders voetsporen te treden. “Ik ben best koppig. Mijn eigen wil is mijn eigen wet, dus ik ben bij mijn familie langs gegaan op de Molukken om toch toestemming te vragen.”
Deze reis langs de familiegraven op de Molukken was van groot belang voor de koers van Latoya’s leven. Ze vertelt hierover in de mini-documentaire, ter ere van de twintigste Nederlandse Veteranendag: “Wij hebben een huis op de Molukken en mijn opa’s graf staat daar achterin de tuin. Ik zei: ‘Dit is wat ik wil, ik wil net als uw vader zijn.’ En toen ging de deur van het huis open. Dat was mijn teken dat hij het goedkeurde. Hij zou ook trots zijn geweest.”
Dit teken van haar overleden overgrootvader gaf Latoya het vertrouwen om bij de Koninklijke Luchtmacht te gaan. Ze startte daar in een logistieke functie. In 2010 werd ze uitgezonden naar Afghanistan, een missie waar ze met een glimlach over vertelt: “Deze ervaring was goud waard. Het was een hele brede missie. Er waren meerdere vrouwen, er waren mensen van alle onderdelen van de krijgsmacht en er waren mensen vanuit verschillende landen. We waren anders, maar deden allemaal hetzelfde werk. Dat vond ik zo bijzonder. Ik voelde me thuis onder mijn eigen mensen, kon mijn emoties kwijt en voelde me begrepen.”
Tot op de dag van vandaag heeft Latoya contact met een Australische geestelijk verzorger die ze in Afghanistan ontmoette. Dat ze haar geloof daar kon belijden en contact kon maken met andere gelovige militairen, was voor haar van grote waarde. “Als ik niet lekker in mijn vel zat, kon ik met hem in gesprek gaan en kon hij me geruststellen.”
Latoya werkte bij de start- en landingsbaan, waar ze de militairen zag vertrekken en terugkomen. “Ik ontmoette twee Australische jongens en het leek alsof ik ze al jaren kende. Binnen een week kwamen ze terug in bodybags. Dat is me altijd bijgebleven. Op die momenten kon ik de schouder van de geestelijk verzorger gebruiken en bood hij een luisterend oor. Ik voelde me thuis bij hem.”
De thuiskomst in Nederland was voor Latoya lastig. Ze had moeite om te aarden en wilde graag opnieuw op missie. Desondanks besloot ze na een korte missie in Mali Defensie te verlaten, zodat ze meer tijd met haar dochter door kon brengen. De band met haar dochter is voor Latoya van onmisbare waarde. Toch heeft ze geen seconde spijt van het doorbreken van de Hallatu-traditie om buiten de militaire wereld te blijven. “Ik zou mijn dochter voor honderd procent steunen. Op uitzending gaan hoort dan bij je baan. Vrede en veiligheid gaan altijd voorop. Als ik mensen spreek zeg ik ook dat ze na hun school Defensie moeten proberen,” vertelt ze in de podcast Mee Op Missie.
Voor Veteranendag 2021 werd er een documentaire over Latoya gemaakt. Dit was voor haar een belangrijke stap in de erkenning voor Molukse veteranen. “Ik ben blij dat ik het heb gedaan. Het is tijd om ons als derde generatie te laten zien. Iedereen mag nu zien wie ik ben. Niet alleen de harde Latoya, maar ook mijn emotionele kant mag gezien worden. Niet alleen door mijn volk, maar ook door het Nederlandse volk. Dat pakt niemand van me af.”